...

De toekomstprojecties houden rekening met uiteenlopende factoren die de instroom op verschillende niveaus bepalen, met de evolutie van de samenstelling van de artsenpopulatie en met die van de bevolking (zie ook Artsenkrant vandaag).Stap voor stap Die worden een voor een in het model gebracht, dat zo niet minder dan 14 stappen telt.Eerst wordt gekeken naar de evolutie van het aantal studenten dat zich inschrijft voor geneeskundestudie, het aantal daarvan dat het basisdiploma haalt (het slaagpercentage) en dat dan doorstroomt naar de beroepsopleiding (de 'stagegraad').Vervolgens is voor ieder specialisme bepaald hoeveel artsen daarvoor kiezen, hoeveel de beroepsopleiding afmaken, en hoeveel er zich dan vervolgens laten registreren. Voor de beroepsopleiding wordt rekening gehouden met de 'dubbele cohorte' in 2018.De projectie maakt dan de balans op van het aandeel van studenten uit het buitenland die hier een geneeskundediploma hebben behaald en/of de beroepsopleiding hebben voltooid - hiermee rekening houdend bepaalt ze ook de verhouding man/vrouw.PlancadEen aparte stap brengt de instroom van artsen in kaart die volledig in het buitenland zijn opgeleid.Voor deze factoren werkt de Planningscommissie (de auteurs zijn eigenlijk ambtenaren van de FOD Volksgezondheid) meestal met het 'klassieke' kadaster (Statan). Een gemiddelde wordt gemaakt van de laatste jaren - dat is tot 2015.De keuze voor een bepaalde specialisatie is bijvoorbeeld berekend op de laatste vier jaren.Voor de laatst vermelde parameter is gebruik gemaakt van PlanCad 2015 - een diepgaandere beschrijving van de beroepsbevolking tussen 2004-2012.In de volgende stap wordt de mortaliteit in de artsenpopulatie ingecalculeerd. Dat gebeurt per leeftijdsgroep (van vijf jaar, tien groepen), per sekse, voor Belgen en niet-Belgen afzonderlijk, en per gemeenschap.Artsen ouder dan 75 worden niet meer bij de actieve groep gerekend.Eerst vindt deze complexe berekening plaats voor 2017 - vervolgens rekent men verder voor de komende 30 jaren. Gelukkig bestaan er hiervoor computers.Aantal VTEHetzelfde 'gewogen' schema wordt gevolgd voor de 'particapatiegraad' (het aantal artsen dat in België woont en hier werkt) en voor het regime waarin de arts werkt (Riziv, RSZ of een combinatie van beide).Ten slotte gebeurt dit nog eens voor de 'activiteitsgraad': voor hoeveel VTE staat deze beroepsbevolking in iedere specialisme staat? Voor al deze stappen wordt PlanCad gebruikt (gebaseerd op cijfers van 2004-2012).ZorgbehoefteIn de laatste stap wordt het aantal actieve artsen en VTE's dan afgewogen tegen de evolutie van de zorgbehoefte.Daarvoor worden de cijfers over de zorgconsumptie van het Riziv voor het jaar 2012 gebruikt - die vetschillen ook per specialisme. Die cijfers (per leeftijd, sekse en Gemeenschap) worden dan toegepast op de verwacht evolutie van de bevolking volgens de gegevens van het Planbureau.De resultaten van deze ingewikkelde berekeningen vindt u op de website van de FOD Volksgezondheid (www.health.fgov.be): de rapporten voor 29 specialismen en 2 syntheserapporten.