...

Toch verantwoordt het overschrijden van de magische kaap van 300 enig optimisme. De universiteiten zijn erin geslaagd honderden jonge mensen te enthousiasmeren voor het beroep. Dat verdient felicitaties. Natuurlijk wel op voorwaarde dat men een carrière als huisarts niet onrealistisch rooskleurig heeft voorgesteld. De praktijk zou dan tot heel wat ontgoochelingen en tot snel afhakende huisartsen leiden. Even essentieel als een hoge instroom is immers jobsatisfactie. Zodat artsen die in het beroepsleven staan er ook effectief in blijven. Voldoende uitdagingen en afwisseling zijn belangrijk om het een leven lang uit te zingen. Afrekenen met de geestdodende administratieve overlast, is daarin een belangrijk element. Idealiter haalt de overheid de vele papieren tijgers die ze gecreëerd heeft zelf onderuit. Maar van Vincent Van Quickenborne tot Theo Francken, de ervaring leert dat men daarin niet slaagt. Hoe ergerlijk ook. Dus is het realistischer om te opteren voor een praktijkhulp. Tot slot. Variatie inbouwen in een vlakke loopbaan is mogelijk maar niet evident. Het boeiend houden, kan bijvoorbeeld door wetenschappelijk onderzoek in te lassen. Velen deden/doen dat ook. Niet voor niets lag de wetenschappelijke vereniging van Vlaamse huisartsen mee aan de basis van Domus Medica.