Het aantal hersendode patiënten (de traditionele orgaandonoren) neemt constant af. De redenen daarvoor zijn divers: daling van het aantal ernstige hoofdverwondingen, een betere aanpak van neurologische aandoeningen, decompressie craniectomie bij een majeur hersenoedeem,... Tegelijk staan steeds meer patiënten op de wachtlijst voor een donororgaan - momenteel zo'n 1.500 in België. Hoe kunnen we die mensen beter helpen?

Ik laat de levende donor hier buiten beschouwing, niet omdat het geen interessante optie is, maar omdat het meestal enkel om nauwe verwanten gaat. Je kan moeilijk campagne gaan voeren om gezonde mensen ertoe aan te zetten een nier of een stuk lever af te staan.

De optie die voor de hand ligt, is orgaandonatie in geval van 'bijna hersendood'. Soms is alle hoop op een relationeel leven verloren, maar zal het hersenoedeem niet tot hersendood leiden, bijvoorbeeld als de schedel gebarsten is (na een ongeval of een geweerschot), of als de continue drainage van het hersenvocht intracraniale hypertensie voorkomt. Of in het geval van een massieve intracerebrale bloeding.

Meer algemeen kunnen we spreken van 'niet-cerebrale dood'. Een optie die nu van toepassing is in een tiental landen, waaronder België, voor patiënten die ten dode zijn opgeschreven maar van wie bepaalde organen nog gezond genoeg zijn voor een transplantatie. De procedure vergt uiteraard een strikte scheiding tussen de intensive care teams en de transplantatieteams, evenals een expliciete goedkeuring door de naasten. Aanvankelijk werden deze patiënten 'non-heart beating donors' genoemd, in de veronderstelling dat de transplantatie plaatsvond zodra het hart was gestopt met kloppen. In heel wat centra wachtte men evenwel niet tot de perfusie van de organen volledig onderbroken was, om zo de organen zo functioneel mogelijk te houden. Het is inderdaad hypocriet om met gekruiste armen te staan wachten tot het hart helemaal stilvalt, terwijl het overlijden toch niet meer af te wenden is. Zie overigens ons standpunt daarover enkele jaren geleden al (Transplant Proc. 41(2):576-8, 2009). Intussen is de internationale term DCD voor 'Donation after Circulatory Death', in tegenstelling tot DBD (Donation after Brain Death).

Het aantal donoren - jaarlijks zo'n 300 gevallen van hersendood in België - kan meer dan verdrievoudigd worden.

Van de zowat 100.000 overlijdens per jaar in ons land, schat men dat meer dan de helft in de ziekenhuizen plaatsvinden, en zo'n 20.000 op intensieve zorg. In de grote meerderheid van de gevallen is orgaandonatie uitgesloten omwille van de leeftijd, orgaanfalen of infecties. Maar zelfs al gaat het maar in 3 à 4% van deze overlijdens om relatief jonge mensen met majeure hersenaandoeningen - dat aantal valt niet te verwaarlozen. Die patiënten kunnen orgaandonor worden op het moment dat de actieve behandeling wordt gestopt. Het gaat om klasse 3 in de classificatie van Maastricht: geprogrammeerde overlijdens bij stopzetting van de therapie. Het aantal donoren - jaarlijks zo'n 300 gevallen van hersendood in België - kan meer dan verdrievoudigd worden. Nederland is het eerste land waar het aantal DCD het aantal DBD heeft overtroffen. We kunnen ervan uitgaan dat dat binnenkort in de meeste Europese landen het geval zal zijn.

De optie DCD zou overigens ook van toepassing kunnen zijn bij euthanasie, en hier zijn de cijfers preciezer. In de JAMA rapporteerden collega's recent dat van de 2.013 gevallen van euthanasie die in 2016 in België werden aangevraagd, zo'n 10% in aanmerking kan komen voor orgaandonatie - na uitsluiting van oudere mensen, kankers en potentieel besmettelijke aandoeningen en pathologieën die het te transplanteren orgaan treffen. De auteurs schatten dat er in totaal 684 organen ter beschikking zouden komen (400 nieren, 179 longen, 75 levers en 30 pancreassen). Wat zou volstaan om aan de helft van de orgaantransplantaties in ons land tegemoet te komen, stellen de auteurs.

De vraag is niet of je 'voor' of 'tegen' deze mogelijkheden bent. Wel is het aangewezen om er de naasten (of de persoon zelf in geval van euthanasie) openlijk over te informeren telkens als er sprake kan zijn van orgaandonatie. Mensen onder druk zetten, is uit den boze, maar we moeten de mogelijkheid aanbieden en hen de keuze laten. En zeker de kans niet laten liggen als ze zich aandient. Zelf beslissen met als doel anderen te helpen.

Het aantal hersendode patiënten (de traditionele orgaandonoren) neemt constant af. De redenen daarvoor zijn divers: daling van het aantal ernstige hoofdverwondingen, een betere aanpak van neurologische aandoeningen, decompressie craniectomie bij een majeur hersenoedeem,... Tegelijk staan steeds meer patiënten op de wachtlijst voor een donororgaan - momenteel zo'n 1.500 in België. Hoe kunnen we die mensen beter helpen?Ik laat de levende donor hier buiten beschouwing, niet omdat het geen interessante optie is, maar omdat het meestal enkel om nauwe verwanten gaat. Je kan moeilijk campagne gaan voeren om gezonde mensen ertoe aan te zetten een nier of een stuk lever af te staan.De optie die voor de hand ligt, is orgaandonatie in geval van 'bijna hersendood'. Soms is alle hoop op een relationeel leven verloren, maar zal het hersenoedeem niet tot hersendood leiden, bijvoorbeeld als de schedel gebarsten is (na een ongeval of een geweerschot), of als de continue drainage van het hersenvocht intracraniale hypertensie voorkomt. Of in het geval van een massieve intracerebrale bloeding.Meer algemeen kunnen we spreken van 'niet-cerebrale dood'. Een optie die nu van toepassing is in een tiental landen, waaronder België, voor patiënten die ten dode zijn opgeschreven maar van wie bepaalde organen nog gezond genoeg zijn voor een transplantatie. De procedure vergt uiteraard een strikte scheiding tussen de intensive care teams en de transplantatieteams, evenals een expliciete goedkeuring door de naasten. Aanvankelijk werden deze patiënten 'non-heart beating donors' genoemd, in de veronderstelling dat de transplantatie plaatsvond zodra het hart was gestopt met kloppen. In heel wat centra wachtte men evenwel niet tot de perfusie van de organen volledig onderbroken was, om zo de organen zo functioneel mogelijk te houden. Het is inderdaad hypocriet om met gekruiste armen te staan wachten tot het hart helemaal stilvalt, terwijl het overlijden toch niet meer af te wenden is. Zie overigens ons standpunt daarover enkele jaren geleden al (Transplant Proc. 41(2):576-8, 2009). Intussen is de internationale term DCD voor 'Donation after Circulatory Death', in tegenstelling tot DBD (Donation after Brain Death). Van de zowat 100.000 overlijdens per jaar in ons land, schat men dat meer dan de helft in de ziekenhuizen plaatsvinden, en zo'n 20.000 op intensieve zorg. In de grote meerderheid van de gevallen is orgaandonatie uitgesloten omwille van de leeftijd, orgaanfalen of infecties. Maar zelfs al gaat het maar in 3 à 4% van deze overlijdens om relatief jonge mensen met majeure hersenaandoeningen - dat aantal valt niet te verwaarlozen. Die patiënten kunnen orgaandonor worden op het moment dat de actieve behandeling wordt gestopt. Het gaat om klasse 3 in de classificatie van Maastricht: geprogrammeerde overlijdens bij stopzetting van de therapie. Het aantal donoren - jaarlijks zo'n 300 gevallen van hersendood in België - kan meer dan verdrievoudigd worden. Nederland is het eerste land waar het aantal DCD het aantal DBD heeft overtroffen. We kunnen ervan uitgaan dat dat binnenkort in de meeste Europese landen het geval zal zijn.De optie DCD zou overigens ook van toepassing kunnen zijn bij euthanasie, en hier zijn de cijfers preciezer. In de JAMA rapporteerden collega's recent dat van de 2.013 gevallen van euthanasie die in 2016 in België werden aangevraagd, zo'n 10% in aanmerking kan komen voor orgaandonatie - na uitsluiting van oudere mensen, kankers en potentieel besmettelijke aandoeningen en pathologieën die het te transplanteren orgaan treffen. De auteurs schatten dat er in totaal 684 organen ter beschikking zouden komen (400 nieren, 179 longen, 75 levers en 30 pancreassen). Wat zou volstaan om aan de helft van de orgaantransplantaties in ons land tegemoet te komen, stellen de auteurs.De vraag is niet of je 'voor' of 'tegen' deze mogelijkheden bent. Wel is het aangewezen om er de naasten (of de persoon zelf in geval van euthanasie) openlijk over te informeren telkens als er sprake kan zijn van orgaandonatie. Mensen onder druk zetten, is uit den boze, maar we moeten de mogelijkheid aanbieden en hen de keuze laten. En zeker de kans niet laten liggen als ze zich aandient. Zelf beslissen met als doel anderen te helpen.