...

Onderzoekers van de University of Pennsylvania vertrokken van die hypothese om de werkzaamheid van verschillende behandelingen voor rookstop te vergelijken aan de hand van CYP2A6, een biomarker voor de snelheid waarmee nicotine geëlimineerd wordt en die de activiteit van een leverenzym weerspiegelt. Ze deden dat bij 1.246 rokers onder wie 662 die nicotine traag en 584 die het normaal metaboliseerden. De deelnemers kregen gedurende 11 weken ofwel een pleister en een placebotablet, ofwel varenicline en een placebopleister, ofwel een placebotablet en een placebopleister. Ze kregen ook allemaal advies over rookstop en werden gedurende een jaar gevolgd. De resultaten zijn verbazend. Bij de 'normale' metaboliseerders die varenicline hadden gekregen, waren er bijna tweemaal zoveel die niet meer rookten als bij degenen die een pleister hadden gekregen. Ze hadden ook meer kans om zes maanden later nog altijd niet te roken. Bij de trage metaboliseerders was varenicline weliswaar even werkzaam als de nicotinepleister, maar veroorzaakte het vaker bijwerkingen, die ook ernstiger waren. Die verschillen bevestigen dat het nuttig is om bij elke roker aan de hand van een bloedtest na te gaan hoe snel nicotine gemetaboliseerd wordt, zodat voor iedereen afzonderlijk kan worden bepaald welke de beste methode is om te stoppen met roken.