...

Ons land is een absolute koploper wat het gebruik van spoeddiensten betreft, zo stelt het KCE vast. Er zijn 139 spoeddiensten (van 102 ziekenhuizen), dat is 1,24 spoeddiensten per 100.000 inwoners - geen enkel ander land doet ons dit na. In 2012 vonden er in België 3,2 miljoen spoedcontacten plaats. Dat is hoger dan in onze buurlanden - en dit aantal vertoont net als in de ons omringende landen een stijgende trend.Dat zorgt voor een hoge bereikbaarheid, maar ook voor een sterke fragmentering van de middelen. In de helft van de spoeddiensten zijn er minder dan 55 contacten per etmaal, met nog geen zes contacten gedurende de nacht. Het kost de gezondheidszorg veel geld om deze spoeddiensten open te houden. En de kosten van dit systeem blijven oplopen: de uitgaven voor 'spoedhonoraria' stegen in de periode van 2008 tot 2013 gemiddeld met 5%.Bovendien stelt het KCE vast dat bijna 71% van de patiënten op eigen houtje naar de spoed komt, zonder een doorverwijzing. Heel wat van deze 'spoedcontacten' zouden even goed kunnen afgehandeld worden door de huisarts. Een betere organisatie van het zorgaanbod zou dit 'oneigenlijk gebruik' kunnen afremmen.Sinds 2003 proberen huisartsen hun wachtdienst beter te organiseren door het oprichten van wachtposten. Daar heeft de overheid ook in geïnvesteerd. Het KCE stelt voor deze wachtposten ook beter te integreren in het aanbod voor ongeplande acute zorg, want totnogtoe heeft hun toenemende aanwezigheid niet geleid tot een afname van het (oneigenlijk) gebruik van de spoed. En ook de huisarsenwachtposten kampen vaak met een 'onderbenutting'.Het KCE stelt daarom voor om: Het aantal spoeddiensten geleidelijk te beperken. Eerst moet men daarbij kijken naar ziekenhuizen met meer dan één spoeddienst, vindt het KCE. Ook moet de hervorming van de ziekenhuisfinanciering helpen om het ziekenhuislandschap beter te structureren. Een spoeddienst sluiten moet niet leiden tot de dood van een ziekenhuis. Er moet gewaakt worden, aan de hand van bijvoorbeeld 'aanrijtijden', over de goede geografische spreiding van deze diensten. De huisartsenwachtposten in te richten naast de spoed - op dezelfde campus - en deze doorlopend de bemannen. De triage in deze 'centra voor ongeplande zorg' zou gebeuren door gespecialiseerd personeel onder toezicht van een arts. De huisartsenwachtpost blijft wel autonoom - de huisartsen coördineren de triagedienst. De financiering van de spoed te herbekijken. De manier van honoreren van de spoedarts én de huisarts met wachtdienst moet meer oog hebben voor de beschikbaarheid, en minder afhangen van geleverde prestaties. Het remgeld voor de huisartspermanentie en de spoed gelijk te maken. De patiënt betaalt maar een keer remgeld, op voorwaarde dat hij de triage volgt.