...

De nationale raad stelt de algemene beginselen en de regels vast betreffende de zedelijkheid, de eer, de bescheidenheid, de eerlijkheid, de waardigheid en de toewijding die onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van het beroep; deze regels vormen de code van medische plichtenleer - zo stelt het KB nr. 79 uit 1967. De wetgever zou de deontologische code van de Orde bindende kracht kunnen geven maar heeft dat niet gedaan - zo stelt de Orde vast.Dat heeft zeker voordelen. De regel dat er 'geen misdrijf is zonder wet' geldt niet voor de code. De code bevat niet alleen specifieke regels maar ook algemene principes, waarmee het mogelijk is te toetsen of een arts zijn 'sociale verplichtingen' nakomt.Deontologische principes kunnen zich makkelijker plooien naar de evolutie op het terrein dan wetten veel, die tijd vragen om tot stand te komen.De wetgever bepaalt soms wel hoever de code kan gaan. Dat geldt ook voor de Europese regelgeving. Het Europese mededingingsrecht maakt dat de Orde niet meer beperkingen kan opleggen wat betreft de concurrentie tussen artsen dan wat ze vanuit deontologisch oogmerk kan rechtvaardigen. De Orde kan niet ingaan tegen de wet: deontologie is complementair.De tuchtinstanties van de Orde passen geen Strafrecht toe maar kunnen zich beroepen op de code voor hun beslissingen en verzekeren daarmee de toepassing van de deontologische principes. Ze formuleren hun vaststellingen precies zodat de aangeklaagde arts de hem aangewreven feiten kan identificeren en eventueel aanvechten. Ook voor de gewone rechtbank kan een partij zich beroepen op de deontologische code, maar voor de gewone rechter is de tekst daarvan niet bindend. Zie www.ordomedic.be voor het advies 161009 van 16 juni 2018.