We realiseren ons dat het zicht in die hoek niet terugkomt. We rekenen (hopen?) dat adaptatiemechanismen wel zullen helpen. Maar geen illusies, dit duurt nog even.

Ruim twee maanden na mijn operatie gaat het dagelijks leven verder. Steeds meer dringt zich het besef op van de aanwezige 'dode hoek'. Het 'breedbeeld' waar ik zo mee vertrouwd waren, is verdwenen, en is vervangen door een kijkbuis van de jaren stillekes. Die dode hoek betekent het verlies van overzicht. Geen helikopterzicht meer.

Deuk in zelfvertrouwen

Daarbij volgt als bijna vanzelfsprekend dat ook het vertrouwen in de wereld rondom mij wegglipt. Want de nodige oriëntatie blijkt dan toch zo afhankelijk te zijn van het beeld, het zicht, waarop we al die jaren vertrouwden.

Ook het zelfvertrouwen krijgt een deuk. En kleine voorvalletjes kunnen anekdotisch lijken, maar ze knagen.Vroeger gebeurde het ook wel eens: dat ik sakkerend ronddoolde wanneer ik iets niet terugvond. Maar na het terugvinden van de verloren sleutel, of de verkeerd weggestoken bankkaart, keerde de rust weer. Nu is het anders. Je zoekt drie keer langer in diezelfde schuif, omdat je het beeld dat je gezien hebt niet meer vertrouwt.

Zo was er ook een voorval op de Antwerpse Meir (ik voel me goed en ga dus zoveel mogelijk (met mijn echtgenote) op stap). Iedereen kent toch wel die beweging, waarbij je de linkerarm vooruitzwaait, om je polshorloge vanonder de mouw zichtbaar te maken? Het bleek echter een 'perfecte linkse' slag tegen het jukbeen van een mevrouw die zich ergens in mijn dode hoek bevond.

Het 'breedbeeldzicht' waar ik zo mee vertrouwd was, is vervangen door een kijkbuis van de jaren stillekes

Even goed liep ik al een reclamepaneel omver, het dagmenu van een brasserie. En in die drukke winkel - in deze periode nog extra druk door de flikkerende kerstverlichting - was het een lastige zaak om schuifelend terug de uitgang te vinden.

Ook de rustige momenten thuis - toch vertrouwde omgeving mag ik zeggen - is de confrontatie met die dode hoek steeds dreigend aanwezig. De ene keer door het onverwachts stoten met de linkerzij tegen de deurstijl, de andere keer wanneer ik behulpzaam mijn echtgenote en mezelf een glas wijn wou aanbieden. Het aanschuren tegen de muur was voldoende om alvast een half glas rode wijn op de grond te morsen.

Geduld

Tegenliggers duiken op uit het niets. Ook wie van achter mijn rug nadert, kan plots blijkbaar al links naast mij staan. Soms denk ik wel eens: zou ik niet best een witte stok aanschaffen? Daar kan ik mij achter verbergen. Die kan ik opsteken als excuus: sorry, ik had het niet gezien. Want het is zo vanzelfsprekend dat de mensen waar we ons tussen voortbewegen er allemaal op rekenen dat anderen het wel gezien hebben: dat plots veranderen van richting tijdens het wandelen, de opgestoken hand, die overstekende fietser. We hebben echter geen keuze.

Ik moet geduld uitoefenen. Misschien schrijf ik binnen een jaartje een nieuw stuk over 'leven met een dode hoek.

We realiseren ons dat het zicht in die hoek niet terugkomt. We rekenen (hopen?) dat adaptatiemechanismen wel zullen helpen. Maar geen illusies, dit duurt nog even. Ruim twee maanden na mijn operatie gaat het dagelijks leven verder. Steeds meer dringt zich het besef op van de aanwezige 'dode hoek'. Het 'breedbeeld' waar ik zo mee vertrouwd waren, is verdwenen, en is vervangen door een kijkbuis van de jaren stillekes. Die dode hoek betekent het verlies van overzicht. Geen helikopterzicht meer. Deuk in zelfvertrouwenDaarbij volgt als bijna vanzelfsprekend dat ook het vertrouwen in de wereld rondom mij wegglipt. Want de nodige oriëntatie blijkt dan toch zo afhankelijk te zijn van het beeld, het zicht, waarop we al die jaren vertrouwden. Ook het zelfvertrouwen krijgt een deuk. En kleine voorvalletjes kunnen anekdotisch lijken, maar ze knagen.Vroeger gebeurde het ook wel eens: dat ik sakkerend ronddoolde wanneer ik iets niet terugvond. Maar na het terugvinden van de verloren sleutel, of de verkeerd weggestoken bankkaart, keerde de rust weer. Nu is het anders. Je zoekt drie keer langer in diezelfde schuif, omdat je het beeld dat je gezien hebt niet meer vertrouwt. Zo was er ook een voorval op de Antwerpse Meir (ik voel me goed en ga dus zoveel mogelijk (met mijn echtgenote) op stap). Iedereen kent toch wel die beweging, waarbij je de linkerarm vooruitzwaait, om je polshorloge vanonder de mouw zichtbaar te maken? Het bleek echter een 'perfecte linkse' slag tegen het jukbeen van een mevrouw die zich ergens in mijn dode hoek bevond. Even goed liep ik al een reclamepaneel omver, het dagmenu van een brasserie. En in die drukke winkel - in deze periode nog extra druk door de flikkerende kerstverlichting - was het een lastige zaak om schuifelend terug de uitgang te vinden. Ook de rustige momenten thuis - toch vertrouwde omgeving mag ik zeggen - is de confrontatie met die dode hoek steeds dreigend aanwezig. De ene keer door het onverwachts stoten met de linkerzij tegen de deurstijl, de andere keer wanneer ik behulpzaam mijn echtgenote en mezelf een glas wijn wou aanbieden. Het aanschuren tegen de muur was voldoende om alvast een half glas rode wijn op de grond te morsen.GeduldTegenliggers duiken op uit het niets. Ook wie van achter mijn rug nadert, kan plots blijkbaar al links naast mij staan. Soms denk ik wel eens: zou ik niet best een witte stok aanschaffen? Daar kan ik mij achter verbergen. Die kan ik opsteken als excuus: sorry, ik had het niet gezien. Want het is zo vanzelfsprekend dat de mensen waar we ons tussen voortbewegen er allemaal op rekenen dat anderen het wel gezien hebben: dat plots veranderen van richting tijdens het wandelen, de opgestoken hand, die overstekende fietser. We hebben echter geen keuze. Ik moet geduld uitoefenen. Misschien schrijf ik binnen een jaartje een nieuw stuk over 'leven met een dode hoek.