...

Artsen die zich houden aan het tarief uit het akkoord artsen-ziekenfondsen, hebben in ruil daarvoor recht op een 'sociaal statuut'. Tot voor kort konden de adviserend artsen, die werknemers zijn van een ziekenfonds, ook dat bedrag voor pensioenopbouw opstrijken.De 'wet houdende diverse bepalingen inzake gezondheid' van 17 juli 2015 bevatte een bepaling - artikel 32 - die hen daar uitdrukkelijk van uitsluit.Een adviserend arts diende een verzoekschrift in bij het Grondwettelijk Hof om deze bepaling te vernietigen. Maar het Grondwettelijk Hof vindt dit artikel 32 niet discriminerend.Geen honorariumAdviserend artsen zijn werknemers van het ziekenfonds. Zij mogen in principe daarnaast geen geneeskunde in een praktijk beoefenen, en kunnen geen honorarium aanrekenen aan patiënten.Ze hebben dan ook geen recht op een compensatie omdat ze zich aan de afgesproken tarieven zouden houden, oordeelt het Hof.Het Hof wijst er ook op dat de adviserend artsen al genieten van sociale voordelen zoals een pensioen, een vergoeding bij tijdelijke arbeidsongeschiktheid, vakantiedagen... als werknemer.Het argument dat schoolartsen, verzekeringsartsen, artsen die optreden als expert, en medische directeuren niet in artikel 32 worden genoemd, vindt het Hof geen bezwaar. Deze artsen zijn immers niet uitgesloten van een privépraktijk. En de overheid kan nog altijd andere wetten maken die hun recht op het sociale statuut verduidelijkt.Volgens bepalingen akkoordEen ander argument dat de adviserend arts aanvoerde als bewijs van discriminatie, was dat ziekenhuisartsen twee petjes kunnen dragen. Ze kunnen zich in het ziekenhuis houden aan de afgesproken tarieven en daardoor aanspraak maken op het sociale statuut. Maar ze kunnen in een privépraktijk eigen tarieven hanteren.Het Hof ziet daar geen graten in in zoverre deze artsen de Nationale Commissie Artsen-Ziekenfondsen de juiste gegevens verstrekken over de plaats en de tijd waarop ze de eigen tarieven hanteren (de voorwaarden voor gedeeltelijke toetreding, nvdr).In uitzonderlijke gevallen kan het Riziv een adviserend arts toch de toestemming geven om nog een medische activiteit te beoefenen - en om dan toch nog honoraria aan te rekenen.Ook dat is geen argument om het artikel 32 te verwerpen, vindt het Hof. Die adviserend arts heeft dan recht op het sociaal statuut in verhouding met de prestaties die hij dan tegen de afgesproken tarieven levert.