In de sector wordt in het algemeen (zeker in Vlaanderen) opgelucht gereageerd. Binnenkort zal de tekst als wetsontwerp worden ingediend bij het Parlement en gelet op het akkoord tussen de meerderheidspartijen wordt de goedkeuring ervan binnen afzienbare tijd verwacht.

De kans is groot dat het Grondwettelijk Hof zal worden gevraagd een of meerdere bepalingen te vernietigen. Dat is nu meer regel dan uitzondering. Sedert de Senaat als 'tweede' Kamer is verdwenen, neemt het Hof die rol steeds meer over. Niet zelden kondigen lobby's al voor de goedkeuring van een wet aan dat ze zullen aanvechten. Maar dat is voor later. Ook al is het 'maar' een wetsontwerp, het kan nu al de richting aangeven in de onderhandelingen over de intentieverklaring die ziekenhuizen voeren over de loco-regionale ziekenhuisnetwerken.

Ook minister Vandeurzen ziet dat zo, en terecht. Eind juli deed hij een oproep aan de ziekenhuizen om zich kandidaat te stellen om in een testfase een regionaal zorgstrategisch plan uit te werken.

Niet zelden kondigen lobby's al voor de goedkeuring van een wet aan dat ze zullen aanvechten

Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen is dat het kandidaat-netwerk in overeenstemming is met het wetsontwerp van minister De Block. Dat ontwerp bevat een belangrijke bepaling over de samenstelling van het beheersorgaan van een netwerk.

Volgens het ontworpen artikel 17/1 van de ziekenhuiswet mogen uitsluitend bestuurders van de netwerkende ziekenhuizen lid zijn, buiten 'minstens één onafhankelijke bestuurder'. Die moet volgens de toelichting onafhankelijk staan tegenover de individuele belangen van de ziekenhuizen. Dat is wel een heel polariserende benadering.

Hopelijk brengt de parlementaire bespreking echt duidelijkheid

Bovendien moet 'minstens een derde' van die bestuurders beschikken over 'expertise in gezondheidszorg'. De Raad van State zei hierover: "Met de term wordt allicht iets anders bedoeld dan een opleiding als arts, maar wat dan wel wordt bedoeld, kan beter worden verduidelijkt, op zijn minst in de memorie van toelichting".

Op deze vraag is maar heel beperkt ingegaan. In de oorspronkelijke toelichting werd gesteld: 'gezien het klinisch karakter van de netwerken wordt bepaald dat minstens een derde van de bestuurders expertise in de gezondheidszorg heeft'. In de herschreven toelichting wordt daar aan toegevoegd: 'Deze expertise is het gevolg van een bewezen professionele activiteit van minstens vijf jaren binnen de gezondheidssector'. Daarmee wordt de voorwaarde wel verstrengd. Ervaringsdeskundigheid in de gezondheidszorg als patiënt valt hiermee af. Hopelijk brengt de parlementaire bespreking echt duidelijkheid.

In de sector wordt in het algemeen (zeker in Vlaanderen) opgelucht gereageerd. Binnenkort zal de tekst als wetsontwerp worden ingediend bij het Parlement en gelet op het akkoord tussen de meerderheidspartijen wordt de goedkeuring ervan binnen afzienbare tijd verwacht.De kans is groot dat het Grondwettelijk Hof zal worden gevraagd een of meerdere bepalingen te vernietigen. Dat is nu meer regel dan uitzondering. Sedert de Senaat als 'tweede' Kamer is verdwenen, neemt het Hof die rol steeds meer over. Niet zelden kondigen lobby's al voor de goedkeuring van een wet aan dat ze zullen aanvechten. Maar dat is voor later. Ook al is het 'maar' een wetsontwerp, het kan nu al de richting aangeven in de onderhandelingen over de intentieverklaring die ziekenhuizen voeren over de loco-regionale ziekenhuisnetwerken.Ook minister Vandeurzen ziet dat zo, en terecht. Eind juli deed hij een oproep aan de ziekenhuizen om zich kandidaat te stellen om in een testfase een regionaal zorgstrategisch plan uit te werken.Een van de voorwaarden om in aanmerking te komen is dat het kandidaat-netwerk in overeenstemming is met het wetsontwerp van minister De Block. Dat ontwerp bevat een belangrijke bepaling over de samenstelling van het beheersorgaan van een netwerk. Volgens het ontworpen artikel 17/1 van de ziekenhuiswet mogen uitsluitend bestuurders van de netwerkende ziekenhuizen lid zijn, buiten 'minstens één onafhankelijke bestuurder'. Die moet volgens de toelichting onafhankelijk staan tegenover de individuele belangen van de ziekenhuizen. Dat is wel een heel polariserende benadering.Bovendien moet 'minstens een derde' van die bestuurders beschikken over 'expertise in gezondheidszorg'. De Raad van State zei hierover: "Met de term wordt allicht iets anders bedoeld dan een opleiding als arts, maar wat dan wel wordt bedoeld, kan beter worden verduidelijkt, op zijn minst in de memorie van toelichting". Op deze vraag is maar heel beperkt ingegaan. In de oorspronkelijke toelichting werd gesteld: 'gezien het klinisch karakter van de netwerken wordt bepaald dat minstens een derde van de bestuurders expertise in de gezondheidszorg heeft'. In de herschreven toelichting wordt daar aan toegevoegd: 'Deze expertise is het gevolg van een bewezen professionele activiteit van minstens vijf jaren binnen de gezondheidssector'. Daarmee wordt de voorwaarde wel verstrengd. Ervaringsdeskundigheid in de gezondheidszorg als patiënt valt hiermee af. Hopelijk brengt de parlementaire bespreking echt duidelijkheid.