Twee jaar geleden gingen op provinciaal niveau ook de netwerken voor kinderen en jongeren van start. In de sector van de algemene ziekenhuizen vinden intensieve gesprekken plaats om voor gans België te komen tot 23 klinische netwerken. De uitwerking van passende governancestructuren staat hoog op de agenda. Volgens de Federale Overheid vormen deze klinische netwerken de basiseenheid van het toekomstig ziekenhuislandschap. Het algemeen ziekenhuis zal maar bestaan als een onderdeel van een netwerk.

Een belangrijke vraag daarbij is op welke wijze de psychiatrische ziekenhuizen en andere actoren van de sector geestelijke gezondheidszorg aansluiting zullen vinden met de netwerken van de algemene ziekenhuizen. Om daarop te antwoorden is het aangewezen eerst in te gaan op de punten van overeenkomst en de verschillen tussen de GGZ-netwerken en de netwerken van de algemene ziekenhuizen.

In de beide gevallen kunnen de netwerken fungeren als een hefboom voor de hervorming van de ziekenhuissector. Het doel is telkens vanuit een patiëntgeoriënteerde aanpak het zorgaanbod af te stemmen op de zorgvraag en zo te komen tot een goede taakverdeling.

Maar er zijn ook punten van verschil. In de klinische netwerken ligt een belangrijk accent op het inzetten van de beschikbare middelen op de meest efficiënte manier en zo bij te dragen tot het wegwerken van de structurele onderfinanciering. Organisatorisch gezien zullen de klinische werken optreden als zorgactor en uitgroeien tot gezondheidszorgsystemen. Bij de GGZ-netwerken is een efficiëntie uiteraard ook belangrijk, maar heeft de drijfveer veel meer te maken met de oprichting van voorziening overstijgende zorgprogramma's bestaande uit modules die binnen een regio door onafhankelijk blijvende actoren worden opgenomen.

Het is niet de bedoeling dat de GGZ-netwerken de rol opnemen van zorgactor maar wel dat zij voor hun werkingsgebied de samenwerking tussen de zorgactoren coördineren en faciliteren. Zo staan zij er voor in dat in de regio de beschikbare modules zo optimaal mogelijk ingezet worden. En dan zijn er nog de verschillen tussen de werkingsgebieden. Bij de samenwerking zal afstemming moeten gebeuren met algemene ziekenhuizen die mogelijk wel samen één klinisch netwerk vormen maar die daarom niet noodzakelijk deel uitmaken van eenzelfde GGZ-netwerk. Een volledige homogeniteit op het vlak van de afbakening van deze verschillende netwerken is niet haalbaar.

Een goede samenwerking tussen de klinische netwerken en de GGZ-netwerken is van belang voor het welslagen van beiden. De psychiatrische diensten (A, a, K, k en psycho-geriatrie) in algemene en psychiatrische ziekenhuizen bevinden zich op het kruispunt van deze beide netwerken. Het is dan ook logisch dat zij de krachten bundelen en samen aan de overheid de bouwstenen aanreiken wanneer zij de zorgopdracht of het zorgprogramma voor die diensten wenst uit te werken.

Een integratie van de psychiatrische ziekenhuizen in de klinische netwerken zou haaks staan op de hervormingsbeweging van de Geestelijke Gezondheidszorg

Ook het slagen van de vermaatschappelijking van de zorg hangt onder meer af van die krachtenbundeling. Voorts liggen hier kansen om middelen samen in te zetten met het oog op een efficiënte en effectieve zorg. De zorgstrategische planning voor de sector GGZ (programmatie, erkenning en financiering) wordt best afgestemd op het masterplan in het GGZ-netwerk. De actoren van de sector GGZ willen zeker niet zomaar aan de zijlijn toezien naar de vorming van de klinische netwerken maar ook als volwaardige partner met de klinische netwerken kijken welke functionele samenwerking en passende governance modellen mogelijk zijn.

Het kabinet van minister De Block legt geen aansluiting bij de klinische netwerken op, maar sluit dat ook niet uit. Een integratie van de psychiatrische ziekenhuizen in de klinische netwerken zou haaks staan op de hervormingsbeweging van de GGZ en spoort ook niet met de finaliteit van de beide netwerken. Het is aangewezen dat het psychiatrisch aanbod van de algemene ziekenhuizen ook na de vorming van de klinische netwerken aangesloten blijft bij de GGZ-netwerken om zo de verbinding te maken tussen de twee betrokken netwerken. Vanuit de sector GGZ kan de meer gespecialiseerde zorg worden aangeboden waardoor een complementaire werking ontstaat en moet tegelijkertijd afstemming gebeuren met de urgentie- en crisispsychiatrie in de algemene ziekenhuizen. Laten we ook niet vergeten dat samenwerking tussen de somatische en geestelijke gezondheidszorg in de toekomst steeds belangrijker zal worden. Vanuit die samenwerkingsgedachte mag ook de link met welzijn en de eerstelijnszorg niet vergeten worden.

Samengevat zet de sector GGZ zich niet af tegen de vorming van de klinische netwerken, maar wil vanuit een eigen specifieke dynamiek blijven focussen op de GGZ-netwerken om van daaruit functionele verbindingen te maken met de klinische netwerken. Laten we een positief verhaal brengen en niet blijven steken in een 'wij-zij' of 'winst- of verlies' benadering, want een goede samenwerking blijft een hefboom voor kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de psychiatrische zorg. Hopelijk leidt samenwerking tot een meer actieve inbreng van de algemene ziekenhuizen in de art. 107-projecten. De lakmoesproef zal erin bestaan of heel het netwerkgebeuren in al zijn vormen een meerwaarde zal opleveren voor de patiënt.

Twee jaar geleden gingen op provinciaal niveau ook de netwerken voor kinderen en jongeren van start. In de sector van de algemene ziekenhuizen vinden intensieve gesprekken plaats om voor gans België te komen tot 23 klinische netwerken. De uitwerking van passende governancestructuren staat hoog op de agenda. Volgens de Federale Overheid vormen deze klinische netwerken de basiseenheid van het toekomstig ziekenhuislandschap. Het algemeen ziekenhuis zal maar bestaan als een onderdeel van een netwerk.Een belangrijke vraag daarbij is op welke wijze de psychiatrische ziekenhuizen en andere actoren van de sector geestelijke gezondheidszorg aansluiting zullen vinden met de netwerken van de algemene ziekenhuizen. Om daarop te antwoorden is het aangewezen eerst in te gaan op de punten van overeenkomst en de verschillen tussen de GGZ-netwerken en de netwerken van de algemene ziekenhuizen.In de beide gevallen kunnen de netwerken fungeren als een hefboom voor de hervorming van de ziekenhuissector. Het doel is telkens vanuit een patiëntgeoriënteerde aanpak het zorgaanbod af te stemmen op de zorgvraag en zo te komen tot een goede taakverdeling.Maar er zijn ook punten van verschil. In de klinische netwerken ligt een belangrijk accent op het inzetten van de beschikbare middelen op de meest efficiënte manier en zo bij te dragen tot het wegwerken van de structurele onderfinanciering. Organisatorisch gezien zullen de klinische werken optreden als zorgactor en uitgroeien tot gezondheidszorgsystemen. Bij de GGZ-netwerken is een efficiëntie uiteraard ook belangrijk, maar heeft de drijfveer veel meer te maken met de oprichting van voorziening overstijgende zorgprogramma's bestaande uit modules die binnen een regio door onafhankelijk blijvende actoren worden opgenomen. Het is niet de bedoeling dat de GGZ-netwerken de rol opnemen van zorgactor maar wel dat zij voor hun werkingsgebied de samenwerking tussen de zorgactoren coördineren en faciliteren. Zo staan zij er voor in dat in de regio de beschikbare modules zo optimaal mogelijk ingezet worden. En dan zijn er nog de verschillen tussen de werkingsgebieden. Bij de samenwerking zal afstemming moeten gebeuren met algemene ziekenhuizen die mogelijk wel samen één klinisch netwerk vormen maar die daarom niet noodzakelijk deel uitmaken van eenzelfde GGZ-netwerk. Een volledige homogeniteit op het vlak van de afbakening van deze verschillende netwerken is niet haalbaar.Een goede samenwerking tussen de klinische netwerken en de GGZ-netwerken is van belang voor het welslagen van beiden. De psychiatrische diensten (A, a, K, k en psycho-geriatrie) in algemene en psychiatrische ziekenhuizen bevinden zich op het kruispunt van deze beide netwerken. Het is dan ook logisch dat zij de krachten bundelen en samen aan de overheid de bouwstenen aanreiken wanneer zij de zorgopdracht of het zorgprogramma voor die diensten wenst uit te werken. Ook het slagen van de vermaatschappelijking van de zorg hangt onder meer af van die krachtenbundeling. Voorts liggen hier kansen om middelen samen in te zetten met het oog op een efficiënte en effectieve zorg. De zorgstrategische planning voor de sector GGZ (programmatie, erkenning en financiering) wordt best afgestemd op het masterplan in het GGZ-netwerk. De actoren van de sector GGZ willen zeker niet zomaar aan de zijlijn toezien naar de vorming van de klinische netwerken maar ook als volwaardige partner met de klinische netwerken kijken welke functionele samenwerking en passende governance modellen mogelijk zijn. Het kabinet van minister De Block legt geen aansluiting bij de klinische netwerken op, maar sluit dat ook niet uit. Een integratie van de psychiatrische ziekenhuizen in de klinische netwerken zou haaks staan op de hervormingsbeweging van de GGZ en spoort ook niet met de finaliteit van de beide netwerken. Het is aangewezen dat het psychiatrisch aanbod van de algemene ziekenhuizen ook na de vorming van de klinische netwerken aangesloten blijft bij de GGZ-netwerken om zo de verbinding te maken tussen de twee betrokken netwerken. Vanuit de sector GGZ kan de meer gespecialiseerde zorg worden aangeboden waardoor een complementaire werking ontstaat en moet tegelijkertijd afstemming gebeuren met de urgentie- en crisispsychiatrie in de algemene ziekenhuizen. Laten we ook niet vergeten dat samenwerking tussen de somatische en geestelijke gezondheidszorg in de toekomst steeds belangrijker zal worden. Vanuit die samenwerkingsgedachte mag ook de link met welzijn en de eerstelijnszorg niet vergeten worden. Samengevat zet de sector GGZ zich niet af tegen de vorming van de klinische netwerken, maar wil vanuit een eigen specifieke dynamiek blijven focussen op de GGZ-netwerken om van daaruit functionele verbindingen te maken met de klinische netwerken. Laten we een positief verhaal brengen en niet blijven steken in een 'wij-zij' of 'winst- of verlies' benadering, want een goede samenwerking blijft een hefboom voor kwaliteit, betaalbaarheid en toegankelijkheid van de psychiatrische zorg. Hopelijk leidt samenwerking tot een meer actieve inbreng van de algemene ziekenhuizen in de art. 107-projecten. De lakmoesproef zal erin bestaan of heel het netwerkgebeuren in al zijn vormen een meerwaarde zal opleveren voor de patiënt.