...

Zijn uitgangspunt: 'derde betaler versterkt positie huisarts niet' wordt nergens wetenschappelijk onderbouwd. In die West-Europese landen waar huisartsen een sterke positie hebben, gebeurt de betaling van de huisarts hoofdzakelijk via een regeling derde betaler of via een flink aandeel van wat we in dit land het forfaitair systeem noemen. Door een lage financiële drempel hebben huisartsen hun positie sterk uitgebouwd als eerste contactpunt met de bevolking voor medische zorg. Deze goede toegankelijkheid stimuleert een 'geëchelonneerd' gebruik van zorg: eerst bij de huisarts, en alleen wanneer nodig naar de specialist. Op die manier is de huisarts een 'integrator': bij chronische zorg draagt de huisarts bij tot een kwalitatief hoogstaande zorg die ook kosteneffectief is. Correcte argumenten Wanneer Karel Van Eetvelt zich wil opwerpen als vertegenwoordiger en belangenverdediger van de huisartsen, is correcte informatie noodzakelijk. Op basis van correcte argumenten, zou dan een pleidooi kunnen gehouden worden voor een snelle invoering van een elektronische regeling derde betaler, met minimale administratieve last voor de huisarts, waarbij het geld door de mutualiteit in 'real time' wordt overgeschreven op de rekening van de huisartsenpraktijk, op het einde van het consult met de patiënt - gebruik makend van de identiteitskaarten en pincodes van huisarts en patiënt, ter verificatie van de transactie. Van Eetvelt zou dan tevens een pleidooi kunnen houden voor de regeling derde betaler, omdat op die manier de praktijkvoering veel veiliger wordt - er is dan nauwelijks contant geld binnen de huisartsenpraktijk. In tegenstelling tot wat Van Eetvelt beweert, vormt de regeling derde betaler (en nog meer de regeling met forfaitaire betaling) voor de huisarts de beste garantie om er zeker van te zijn dat hij/zij effectief betaald wordt, wat zeker niet altijd het geval is bij de contante betaling per prestatie. Hij is allicht niet op de hoogte van de recente ontwikkelingen naar samenwerking en groepsvorming: "de individuele arts is de spilfiguur". Vandaag wordt dit in de realiteit meer vervangen door de rechtstreeks toegankelijke huisartspraktijk, met daarrond een netwerk van andere hulpverleners, die samen de spil vormen in de eerstelijnsgezondheidszorg.Vertegenwoordiging huisartsen Wat in de uitspraken van de Unizo-topman contraproductief is, is het bang maken van huisartsen met zinnen als "Wat als er geen geld meer is?". Ter info: de huisartsgeneeskunde 'verbruikt' op jaarbasis slechts 1,2 van de 28 miljard euro die het Riziv uitgeeft. Waar Van Eetvelt wel een punt heeft is dat de huisartsgeneeskunde (en de eerstelijns- gezondheidszorg) onder-gefinancierd wordt. In 'Together we change' wordt aangegeven op welke wijze een toekomstgerichte financiering kan worden doorgevoerd, maar wellicht hebben de vertegenwoordigers van de huisartsen in de Federatie van Vrije Beroepen dat document nog niet grondig doorgenomen. Deze reactie van Karel Van Eetvelt, zogezegd namens de huisartsen, doet ernstige vragen rijzen over "door wie en hoe de huisartsen vertegenwoordigd worden" in het overleg rond de besluitvorming over de huisartsenfinanciering en -omkadering en dit zowel op federaal als Vlaams niveau. De enige beschikbare graadmeter voor de representativiteit van die vertegenwoordiging vormen de recente artsenverkiezingen. Voor de huisartsen was dit: één zetel voor de Bvas (namelijk voor de Franstalige vleugel die samenwerkt met het Vlaams ArtsenSyndicaat), twee voor het Kartel, drie voor AADM. Misschien moet Van Eetvelt hier bij de samenstelling van de huisartsendelegatie in de Federatie van Vrije Beroepen toch even rekening mee houden en moet Unizo dus samenwerking zoeken met meer representatieve organisaties van huisartsen.