Alsof wij in ons eentje bepalen wat we worden willen

Ik word nog steeds dokter. En daar ben ik nog altijd blij om. Heel erg blij, want ik zou nog steeds niet weten wat ik anders zou willen worden. Maar in de tussentijd voel ik me wel onzekerder over mijn toekomst. Die lijkt niet langer in steen gebeiteld.

Want welke dokter word ik? Als student geneeskunde krijg je die vraag vaak, en zelfs als we daarop al kunnen antwoorden in onze tweede master, is het uitspreken van je droomspecialisatie vaak lastig. Alsof wij in ons eentje bepalen wat we worden willen. Of vooral: kunnen.

"Of een arts het specialisme van zijn dromen uitoefenen mag, hangt deels af van punten en onderscheidingen", schreef Geert Verrijken in zijn editoriaal (zie Artsenkrant 26/10/18). Deels. Wat het andere deel inhoudt, blijft uitermate vaag voor ons, studenten.

Er wordt gefluisterd dat extracurriculaire activiteiten worden meegenomen in het afwegen van kandidaten bij de sollicitaties voor een specialisatie. Bitter weinig daarvan vind ik terug op de website van onze universiteit, waar ze in een eenvoudige tabel een voorgesteld gewicht geven aan de criteria. Een voorgesteld gewicht, jawel. "De specifieke verdeling per opleidingsspecialisme wordt niet vrijgegeven", staat er verder te lezen. We mogen na zes jaar studeren in het duister tasten. Hopen dat we ons op de juiste zaken gefocust hebben.

Werkt dit niet de tunnelvisie binnen ons vakgebied in de hand? Natuurlijk willen we basisartsen die de geneeskunde (meer dan) voldoende beheersen. Maar hoort een bredere blik en ontwikkeling van studenten ook niet aangemoedigd te worden? Doet engagement ons net niet groeien als student, mens en arts?

Bewijzen geëngageerde studenten net niet dat ze ontzettend doortastend zijn? Wij leren combineren op het hoogste niveau. Wij tonen hoe we (voor meerdere zaken) kunnen gaan wanneer we ergens in geloven

Wat met al mijn medestudenten die zich jarenlang hard hebben ingezet in studentenraden, VGSO, EMSA, Scouts, Chiro, turnkring of zich focusten op (top)sport? Zelf heb ik mijn studie vijf jaar lang gecombineerd met een (intensief) engagement bij het studentenblad dwars. De laatste drie jaar kon je dat een parttimejob noemen. Natuurlijk prijkte er daardoor geen de hoogste onderscheiding op mijn bachelordiploma.

Ben ik daarom minder enthousiast of gemotiveerd? Nee. Ik leerde een hele hoop zaken die amper aan bod zijn gekomen tijdens onze opleiding, maar wel van pas zullen komen bij het patiëntencontact. Ik heb mijn eigen grenzen keer op keer verlegd. Ik ben meermaals op anderen en mezelf gebotst. Al die ervaringen hebben me gekneed. Menselijker gemaakt.

Het blijven doorzetten van extracurriculaire activiteiten vraagt moed. De roosters worden er jaar na jaar niet gemakkelijker op. Bewijzen geëngageerde studenten net niet dat ze ontzettend doortastend zijn? Wij leren combineren op het hoogste niveau. Wij tonen hoe we (voor meerdere zaken) kunnen gaan wanneer we ergens in geloven. Hoe we dat allemaal bovendien ook tot een goed einde brengen. Ook dit zijn de artsen van de toekomst. Hopelijk kunnen zij net zo goed kans maken op hun droomspecialisatie.

Welke dokter ik word? Een goede, hoop ik. Eentje die voor anderen (en mezelf) kan zorgen. Eentje zonder tunnelvisie.

Ik word nog steeds dokter. En daar ben ik nog altijd blij om. Heel erg blij, want ik zou nog steeds niet weten wat ik anders zou willen worden. Maar in de tussentijd voel ik me wel onzekerder over mijn toekomst. Die lijkt niet langer in steen gebeiteld.Want welke dokter word ik? Als student geneeskunde krijg je die vraag vaak, en zelfs als we daarop al kunnen antwoorden in onze tweede master, is het uitspreken van je droomspecialisatie vaak lastig. Alsof wij in ons eentje bepalen wat we worden willen. Of vooral: kunnen."Of een arts het specialisme van zijn dromen uitoefenen mag, hangt deels af van punten en onderscheidingen", schreef Geert Verrijken in zijn editoriaal (zie Artsenkrant 26/10/18). Deels. Wat het andere deel inhoudt, blijft uitermate vaag voor ons, studenten.Er wordt gefluisterd dat extracurriculaire activiteiten worden meegenomen in het afwegen van kandidaten bij de sollicitaties voor een specialisatie. Bitter weinig daarvan vind ik terug op de website van onze universiteit, waar ze in een eenvoudige tabel een voorgesteld gewicht geven aan de criteria. Een voorgesteld gewicht, jawel. "De specifieke verdeling per opleidingsspecialisme wordt niet vrijgegeven", staat er verder te lezen. We mogen na zes jaar studeren in het duister tasten. Hopen dat we ons op de juiste zaken gefocust hebben.Werkt dit niet de tunnelvisie binnen ons vakgebied in de hand? Natuurlijk willen we basisartsen die de geneeskunde (meer dan) voldoende beheersen. Maar hoort een bredere blik en ontwikkeling van studenten ook niet aangemoedigd te worden? Doet engagement ons net niet groeien als student, mens en arts? Wat met al mijn medestudenten die zich jarenlang hard hebben ingezet in studentenraden, VGSO, EMSA, Scouts, Chiro, turnkring of zich focusten op (top)sport? Zelf heb ik mijn studie vijf jaar lang gecombineerd met een (intensief) engagement bij het studentenblad dwars. De laatste drie jaar kon je dat een parttimejob noemen. Natuurlijk prijkte er daardoor geen de hoogste onderscheiding op mijn bachelordiploma. Ben ik daarom minder enthousiast of gemotiveerd? Nee. Ik leerde een hele hoop zaken die amper aan bod zijn gekomen tijdens onze opleiding, maar wel van pas zullen komen bij het patiëntencontact. Ik heb mijn eigen grenzen keer op keer verlegd. Ik ben meermaals op anderen en mezelf gebotst. Al die ervaringen hebben me gekneed. Menselijker gemaakt. Het blijven doorzetten van extracurriculaire activiteiten vraagt moed. De roosters worden er jaar na jaar niet gemakkelijker op. Bewijzen geëngageerde studenten net niet dat ze ontzettend doortastend zijn? Wij leren combineren op het hoogste niveau. Wij tonen hoe we (voor meerdere zaken) kunnen gaan wanneer we ergens in geloven. Hoe we dat allemaal bovendien ook tot een goed einde brengen. Ook dit zijn de artsen van de toekomst. Hopelijk kunnen zij net zo goed kans maken op hun droomspecialisatie.Welke dokter ik word? Een goede, hoop ik. Eentje die voor anderen (en mezelf) kan zorgen. Eentje zonder tunnelvisie.