Recent lag de zorgsector in een van de ochtendkranten zwaar onder vuur. Respect voor iemand die afhankelijk is van anderen begint al met de manier waarop we zo iemand aanspreken: dag mevrouw, dag mijnheer. Geen kleutertaaltje dus. Maar hoe benoemen we zo iemand in beleidsteksten en regelgeving? Daar zijn we nog niet helemaal uit. 'Patiënt' is geen geschikt woord want passiever kan niet. De definitie in de patiëntenrechtenwet van 2002 spreekt boekdelen: 'de persoon aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt'. Daar kom je nog wel mee weg als iemand bewusteloos via de spoed in een ziekenhuis belandt.

Maar dat etiket kan je niet plakken op iemand die aan één of meerdere chronische ziekten lijdt en die nog actief aan het maatschappelijk leven participeert. Zo iemand is in staat om zelf verantwoordelijkheid op te nemen voor zijn zorg, desgevallend met ondersteuning van anderen.

Niet alleen de behoefte aan zorg is bepalend voor de dienstverlening maar vooral wat iemand zelf nog wil, rekening houdend met de eigen doelstellingen en beoogde kwaliteit van leven. Het zorg- of behandelingsplan is bepalend voor de aard van die dienstverlening. Beslissingen worden samen door de zorgverlener en, ja dus, hoe noemen we hem of haar, genomen. Niet patiënt dus.

In sommige documenten, onder meer de adviezen van de Vlaamse strategische adviesraad voor zorg, is sprake van 'de persoon met een zorgbehoefte'. Er valt wat voor maar ook wat tegen te zeggen: het gaat namelijk niet alleen om de persoon met een zorgbehoefte maar ook met eigen wensen, verlangens, een enkele keer zelfs een dwingende eis, bijvoorbeeld om geen zorg (meer) te ondergaan. En die dimensie komt onvoldoende tot uitdrukking in 'persoon met een zorgbehoefte'.

In Nederland, niet meer het gidsland maar nog niet afgeschreven, lanceerde de Nederlandse Patiënten en Consumenten (!) Federatie (NPCF) in 2005 de idee om de patiëntenrechtenwetgeving te vervangen door één Zorgconsumentenwet. Academici en zorgverleners reageerden verbijsterd maar aanvankelijk pikte de politiek dit voorstel toch op, zij het als één (voorstel van) Cliëntenrechtenwet.

Ook in Vlaanderen vindt de naam cliënt meer en meer ingang, zij het dat er weerstand blijft.

De rode draad in de discussie was dat er sedert de patiëntenrechtenwet (1995 in Nederland) veel nieuwe ontwikkelingen waren in de zorg waarmee die wet geen rekening had kunnen houden. Vaak werd dan verwezen naar ketenzorg waar een 'patiënt' te maken krijgt met samenwerkende zorgverleners zoals de huisarts, thuiszorgmedewerkers, verpleegkundigen al dan niet uit het ziekenhuis, paramedici, een apotheker enz. Al die hulpverleners moeten goed met elkaar samenwerken of minstens met elkaar afstemmen. Uit onderzoek bleek dat dit onvoldoende gebeurde en 'patiënten' ervaarden dat aan den lijve: ze kregen tegenstrijdige adviezen, geen instructies over de behandeling thuis en wat ze in een noodsituatie dienden te doen. Het voorstel voor de ClIëntenrechtenwet bevatte vijf van deze rechten: recht op beschikbare/bereikbare zorg; op keuze en keuze-informatie; op kwaliteit en veiligheid; op afstemming tussen zorgverleners; op goede klachtbehandeling en op medezeggenschap en op goed bestuur.

Uiteindelijk is het wel niet tot één Cliëntenrechtenwet gekomen, want dat bleek toch te complex. Op 1 januari 2016 is een afgeslankte versie in werking getreden. Artikel 1 definieert de 'cliënt' als de persoon die zorg vraagt of aan wie zorg wordt verleend. Dat is al een stap vooruit. Ook in Vlaanderen vindt de naam cliënt meer en meer ingang, zij het dat er weerstand blijft. In het Vlaams regeerakkoord vinden we een Belgisch compromis: er zal een charter van de rechten van de patiënt/cliënt worden opgesteld, waaraan inmiddels ook wordt gewerkt. Of wordt het zorgcliënt?

Recent lag de zorgsector in een van de ochtendkranten zwaar onder vuur. Respect voor iemand die afhankelijk is van anderen begint al met de manier waarop we zo iemand aanspreken: dag mevrouw, dag mijnheer. Geen kleutertaaltje dus. Maar hoe benoemen we zo iemand in beleidsteksten en regelgeving? Daar zijn we nog niet helemaal uit. 'Patiënt' is geen geschikt woord want passiever kan niet. De definitie in de patiëntenrechtenwet van 2002 spreekt boekdelen: 'de persoon aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt'. Daar kom je nog wel mee weg als iemand bewusteloos via de spoed in een ziekenhuis belandt. Maar dat etiket kan je niet plakken op iemand die aan één of meerdere chronische ziekten lijdt en die nog actief aan het maatschappelijk leven participeert. Zo iemand is in staat om zelf verantwoordelijkheid op te nemen voor zijn zorg, desgevallend met ondersteuning van anderen. Niet alleen de behoefte aan zorg is bepalend voor de dienstverlening maar vooral wat iemand zelf nog wil, rekening houdend met de eigen doelstellingen en beoogde kwaliteit van leven. Het zorg- of behandelingsplan is bepalend voor de aard van die dienstverlening. Beslissingen worden samen door de zorgverlener en, ja dus, hoe noemen we hem of haar, genomen. Niet patiënt dus. In sommige documenten, onder meer de adviezen van de Vlaamse strategische adviesraad voor zorg, is sprake van 'de persoon met een zorgbehoefte'. Er valt wat voor maar ook wat tegen te zeggen: het gaat namelijk niet alleen om de persoon met een zorgbehoefte maar ook met eigen wensen, verlangens, een enkele keer zelfs een dwingende eis, bijvoorbeeld om geen zorg (meer) te ondergaan. En die dimensie komt onvoldoende tot uitdrukking in 'persoon met een zorgbehoefte'. In Nederland, niet meer het gidsland maar nog niet afgeschreven, lanceerde de Nederlandse Patiënten en Consumenten (!) Federatie (NPCF) in 2005 de idee om de patiëntenrechtenwetgeving te vervangen door één Zorgconsumentenwet. Academici en zorgverleners reageerden verbijsterd maar aanvankelijk pikte de politiek dit voorstel toch op, zij het als één (voorstel van) Cliëntenrechtenwet. De rode draad in de discussie was dat er sedert de patiëntenrechtenwet (1995 in Nederland) veel nieuwe ontwikkelingen waren in de zorg waarmee die wet geen rekening had kunnen houden. Vaak werd dan verwezen naar ketenzorg waar een 'patiënt' te maken krijgt met samenwerkende zorgverleners zoals de huisarts, thuiszorgmedewerkers, verpleegkundigen al dan niet uit het ziekenhuis, paramedici, een apotheker enz. Al die hulpverleners moeten goed met elkaar samenwerken of minstens met elkaar afstemmen. Uit onderzoek bleek dat dit onvoldoende gebeurde en 'patiënten' ervaarden dat aan den lijve: ze kregen tegenstrijdige adviezen, geen instructies over de behandeling thuis en wat ze in een noodsituatie dienden te doen. Het voorstel voor de ClIëntenrechtenwet bevatte vijf van deze rechten: recht op beschikbare/bereikbare zorg; op keuze en keuze-informatie; op kwaliteit en veiligheid; op afstemming tussen zorgverleners; op goede klachtbehandeling en op medezeggenschap en op goed bestuur. Uiteindelijk is het wel niet tot één Cliëntenrechtenwet gekomen, want dat bleek toch te complex. Op 1 januari 2016 is een afgeslankte versie in werking getreden. Artikel 1 definieert de 'cliënt' als de persoon die zorg vraagt of aan wie zorg wordt verleend. Dat is al een stap vooruit. Ook in Vlaanderen vindt de naam cliënt meer en meer ingang, zij het dat er weerstand blijft. In het Vlaams regeerakkoord vinden we een Belgisch compromis: er zal een charter van de rechten van de patiënt/cliënt worden opgesteld, waaraan inmiddels ook wordt gewerkt. Of wordt het zorgcliënt?